Ik zit er aan te denken om een 3d printer aan te schaffen. Ik word zo langzamerhand een beetje een luie beeldhouwer. En het lijkt mij wel leuk om met een paar muisklikken concrete luchtkastelen te kunnen bouwen…
Maar goed, u komt hier niet om te luisteren naar mijn persoonlijke dilemma’s over luxeproducten. U komt hier voor een goed verhaal. Over zee en zand. Om te beginnen: de zee.
Kent u het spelletje zand- of zeelopertje? Je gaat naar de zee, trekt je schoenen uit en loopt zo dicht mogelijk naar het water. Als er een golf komt loop of ren je, al naar gelang de snelheid van de golf terug. Het spel wordt nog spannender wanneer je je schoenen niet uit trekt. Een foutje levert je dan een nat zeik op voor de rest van de dag. Wat ook erg leuk is, is om je niet om te draaien en weg te rennen maar om achteruit te proberen de golf te snel af te zijn. Als dat mis gaat er er geen sprake van ‘nat zeik’ maar van ‘zeik nat’.
Men zegt trouwens dat iedere zevende golf hoger is dan de voorgaande zes. Maar ik weet niet zeker of dit echt waar is. Lijkt mij een kwestie van uitproberen…
Dit is een leuk spelletje voor het korte intermezzo tussen twee golven. Ik ken ook mensen die dit spel spelen met hun handdoek, parasol, bolderkar, schep, 3d-printer, koelbox, oma en eb en vloed. Zij komen aan bij hoog water, leggen hun handdoek, parasol, bolderkar, schep, 3d-printer, koelbox en oma op het droge zand en bij eb. En wanneer de zee zich langzaam terugtrekt, trekken zij er met hun handdoek, parasol, bolderkar, schep, 3d-printer, koelbox en oma stapje voor stapje achteraan. Velen die dit spel voor de eerste keer spelen worden verrast door de vloed die sneller opkomt dan je denkt. En dan kan je ervanuit gaan dat ze hun handdoek, parasol, bolderkar, schep, 3d-printer, koelbox en oma niet allemaal snel genoeg op het droge hebben en zitten ze dus met een natte handdoek, parasol, bolderkar, schep, 3d-printer, koelbox of oma.
Maar voor sommigen, vooral voor kinderen, duurt dit spel veel te lang en wordt het al gauw saai. Veel leuker is het om de tijd tussen twee hoge waterstanden nuttig te besteden. Met het bouwen van een zandkasteel.
Er waren eens drie jongetjes die gingen een dagje naar het strand: Willibrord, Jan en Andries. Zij verveelden zich al snel met het kijken hoe mensen hun hele hebben en houwen heen en weer schoven over het strand en besloten een wedstrijd zandkastelen bouwen te gaan doen.
Willibrord was de oudste en hij besloot zijn zandkasteel het verst in zee te maken op een plek waar drie gaten in het zand zaten, putten noemde hij ze. Het werd een heel mooi kasteel, Willibrord was zo trots als een pauw, tot er een grote golf kwam die het werk met de grond gelijk maakte. Alleen het kerktorentje dat hij gemaakt had van een mooi puntig steentje bleef staan. Daar heeft oma overigens nog lelijk haar teen aan gestoten toen zij uren later even lekker ging pootjebaaien.
Jan had grotere plannen. Hij wilden niet één kasteel bouwen, maar hij was van plan om een groot stuk strand in te polderen en daar zeven kastelen neer zetten. Jan was een kunstenaar in de dop: met grote plannen, mooie verhalen en een enorme berg fantasie. Om de dijk rond zijn polder te versieren verstevigde hij hem met de speelgoedpaardjes die hij had meegenomen van thuis. Toen hij zag dat de zee wel erg dichtbij kwam haalde hij de bolderkar en legde die op z’n kop voor zijn dijk om de zee te stoppen.
Andries kwam kijken en lachte zich rot. “Hahaha, hij maakt dijken van ouwe karren en dooie paarden!” Dat kon beter. Maar terwijl zij lekker bezig waren met hun dijkversterkingen kwam de zee steeds dichter bij. Niet te stoppen met bolderkarren, palenrijen, zandtaluuds of basaltglooiingen.
Dus zij besloten alles plat te gooien. En een stukje hogerop bouwden zij met z’n allen een nieuw zandkasteel. Compleet met een kerk en een stevige dijk. Maar toen kwam er een vervelend Duits jongetje en die schopte het kasteel kapot.
Maar goed, de drie jongens gingen niet bij de pakken neer zitten. Zij pakten hun schep en gingen aan de wederopbouw. Met een nog stevigere dijk. Die ze zelfs met groot materieel (hun vader) op Deltahoogte brachten en toen waren ze eindelijk daar waar ze altijd al hadden willen zijn: het karwei was geklaard. Af, over, uitgespeeld, klaar. De schep kon aan de wilgen.
Maar da’s niks voor jonge jongens. Dat zou betekenen dat zij stil zouden moeten gaan zitten en kijken naar hoe iemand met zijn handdoek, parasol, bolderkar, schep, 3d-printer, koelbox en oma met de vloed speelt. Boring! Hollandse handen jeuken. Hollandse handen houden niet van duimen draaien. Hollandse handen willen scheppen. Liefst letterlijk.
Hier loopt dit verhaaltje naadloos over in de realiteit. In de werkelijkheid van vandaag de dag. Wij Hollanders kunnen niet stilzitten en kijken naar gedane arbeid. Wij moeten iets ‘doen’. Gelukkig verschijnt er op zo’n moment een stukje in de krant over dat er weer nieuwe grote waterprojecten nodig zijn. Maar dan heb je ook wel zand nodig voor ontwikkelen nieuwe zand- en/of luchtkastelen, want bijna niemand (alleen mijn vader) kan zandkastelen bouwen met basalt. Daarom wordt er nu gewerkt aan een nieuwe berg zand voor scheppende Hollanders.
We leven namelijk in lange tijd van van laag water. Maar de vloed komt er ooit weer aan en dan moeten we allemaal wegwezen. Dus laten we de tussentijd goed gebruiken en zandkastelen bouwen. Pak uw schep, uw emmertje of uw sleephopperzuiger, en aan de slag!
Ik krijg nu trouwens opeens een goed idee! Ik ga eens vragen of ik zo’n sleephopperzuiger aan kan sluiten op mijn 3d printer! Moet je eens opletten wat voor zandkastelen ik daar mee kan bouwen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten