Jawel, ik ga mij er aan wagen: aan de waarheid. Want het zit mij niet lekker. Aan het eind van mijn wandelingen zijn er wel eens mensen die twijfelen aan het waarheidsgehalte van mijn verhaaltjes. En dat is niet leuk. Voor mij. Een gids van de historische kring of het IVN wordt vaak op zijn blauwe ogen vertrouwd, en hoewel ik de blauwste ogen heb van allemaal, heb ik toch vaak wat meer moeite om mijn gasten te overtuigen. Dat zit mij niet lekker. Als ik terugfiets naar huis en ik weet dat mensen zeggen: “Hij kan leuk praten, die polderwachter, maar wat hij zegt moet je maar met een korreltje zout nemen”, dan voelt dat toch als een teleurstelling. Een vorm van pijnlijk onbegrip. Want ik bedoel het niet verkeerd.
Over het algemeen gaat het zo: in den beginne is er een gebeurtenis en daarna volgen de verhalen. Die naarmate de gebeurtenis verder weg is (dat kan zowel in afstand als in tijd) steeds sterker kunnen worden. Maar het kan ook andersom. Ooit had ik om de spoedcursus polsstokspringen van enige urgentie te voorzien het verhaal verzonnen dat er aan de andere kant van de sloot een imaginair schaap op haar rug lag. Daar moet je naar toe om het dier weer op de poten te helpen. Dan is zo'n polsstok een heel handig hulpmiddel om de sloot met enig gemak over te steken. Als je weet hoe dat moet. Vandaar de spoedcursus. En toen gebeurde het: nadat ik het verhaal al vele malen had verteld, liep ik met een groep door de polder en toen lag er aan de andere kant van de sloot een schaap op haar rug. Dus ik moest naar de overkant om het dier te helpen. Zo kan een verzonnen verhaal dus ook later waar worden. Eerst het verhaal, dan de gebeurtenis.
Sinds kort sluit ik mijn wandelingen af met een klein experiment. Ik laat twee door mij gekozen vrijwilligers tegenover elkaar gaan staan. Met net genoeg ruimte tussen hen in om doorheen te lopen. Ik vraag ze goed te kijken naar de komende gebeurtenis, waarna ik met een paar ferme stappen door het poortje loop. Dat was het. Daarna vraag ik ze om een kort en bondig antwoord. Om zonder poespas, zonder verdere uitweiding gewoon de waarheid te vertellen. Ik vraag ze dan: “Van welke kant kwam de passant, van links of van rechts?” En dan zie je de worsteling om inderdaad gewoon te zeggen waar het op staat. Het valt niet mee, want zonder bijzinnen krijg je twee volkomen tegenstrijdige ‘waarheden’. De een zegt van links, de ander van rechts. Terwijl hier natuurlijk de waarheid door het midden liep. De waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid is te groot, die behoeft veel te veel bijzinnen. Bij een goed verhaal kiest de verteller een, soms best triviaal standpunt.
Zo ben ik laatst over een slootje gesprongen. Gevolgd door een aantal gasten. Ik heb ze verteld dat ze, om het verhaal wat sappiger te maken best wat mogen overdrijven. Tot ik hoorde dat zij vertelden dat ze over een sloot waren gesprongen van dertien meter. Dat was natuurlijk niet de bedoeling, want op de foto was duidelijk te zien dat die sloot veel langer was dan dertien meter. Hij was minstens vijftig meter. Ik heb ze dus verteld dat ze, zonder de waarheid geweld aan te doen, best mogen zeggen dat ze over een sloot van vijftig meter zijn gesprongen.
In de breedte welteverstaan, maar een goed verteller weet ook wanneer hij zijn verhaal moet eindigen…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten