En u dacht dat de deur van uw auto gewoon het geluid van een autodeur maakt. Mis dus. Het geluid van een autodeur wordt ontworpen door geluidskunstenaars. Een goede autodeur ploft dicht, hoorbaar sluitend, zeker en vast. En dat geluid kan je maken. Met een folietje hier en een rubbertje daar. Een deur is pas een deur als hij het geluid maakt van een deur.
Ik was laatst in de polder met een schoolklas. Ik mocht ze wegwijs maken in de weidevogels. Over wat wij mensen allemaal moeten doen en laten om het de vogels naar de zin te maken: wel mest uitrijden want dat is goed voor de bodemdiertjes, het voedsel van de weidevogels. Maar niet te laat want dan rijd je de nesten stuk. Wel gras maaien want de weidevogels hebben graag uitzicht, maar niet te kort want dan kunnen ze zich niet verstoppen en ook weer niet tussen 1 april en half juni als ze op hun nest zitten. En zijn de nestmarkeringen nou handig voor de boeren zodat ze weten waar ze niet moeten maaien, of zijn ze handig voor de kraaien, eksters en ooievaars omdat die dan precies weten waar ze hun eten kunnen vinden?
Toen vroeg een jongetje: “maar waarom doen we dat eigenlijk? Waarom al die moeite voor een vogel die in geen enkel receptenboek voorkomt? Waarom al dat geld uitgeven als we eigelijk nog steeds niet weten hoe zij hun bedje precies gemaaid willen hebben"? In eerste instantie kwam ik met het zwakke argument dat het onze morele plicht is. 80 Procent van de grutto's broedt in Nederland, wij moeten dus zorgen voor een mooi opgemaakt bedje in een vijfsterren slaapkamer. Die morele plicht voel ik, en ik denk nog een handvol vogelaars met mij, maar het gros van onze landgenoten zal het een worst zijn waar de grutto broedt. Maar op de fiets naar huis hoorde ik het goede antwoord. Over de Hollandse kade met de kievitten en grutto’s scherend over mijn hoofd en een voorzichtig lentezonnetje in de rug dacht ik: het is weer lente. Lente is pas lente als de weidevogels het roepen.
Ik help u nog even op weg om dit lentegeluid te duiden. Gelukkig maken de weidevogels het ons erg makkelijk: ze roepen hun eigen naam. Zo is een [kie-wiet-kie-wiet] een kievit, een [tureluur-tureluur-tureluur] een tureluur en roept de scholekster... Nee, niet [scholekster-scholekster], wij noemen hem thuis altijd de bonte piet. Dat roept hij wel, het achterste stukje dan [tepiet-tepiet-tepiet] En dan mis ik er nog een: de grutto. Ik heb het vermoeden dat er daarbij ooit iets is misgegaan. De samensteller van de vogelgids heeft hier even niet op zitten letten. Hij heeft de grutto abusievelijk [grutto-grutto-grutto] laten roepen, maar dat klopt niet. Als u goed luistert zult u horen dat de grutto eigenlijk de to-grut zou moeten heten want hij begint altijd met het roepen van het laatste stukje van zijn naam [to-grut-to-grut] luister maar naar de lente...
De polderwachter is het wandelende kunstwerk van beeldend kunstenaar Marcel Blekendaal. U kunt hem meenemen op uw wandeling door het Hollandse landschap. Onderweg vertelt hij de verhalen bij uw uitzicht. Meer over zijn activiteiten vindt u op www.polderwachter.nl
donderdag 31 maart 2011
donderdag 24 maart 2011
Rode Geus (oftewel: iets wilders)
Ik kom nog wel eens in de natuur. In de Hollandse natuur, geheel en al gemaakt door de mens. Geen natuurlijke natuur dus. Maar daarom niet minder mooi of waardevol. Misschien juist wel mooier en waardevoller dan dat spontane groen wat je nog wel eens over de grens aantreft. In ieder geval is onze natuur machtig interessant. Omdat wij mensen beslissen over wild- en waterstand en over wel of niet of wanneer of hoe te maaien. Niet maaien betekent bos en ik bevind mij als polderwachter (met mijn voorliefde voor gras boven bomen) in goed gezelschap, want bijna alle politieke partijen hadden in hun programma staan dat het landschap ‘open moet blijven’. Dus we maaien, of beter gezegd: we laten maaien; door taakstrafjongeren of door onze boeren. Of door grote grazers: Heckrunderen en Schotse hooglanders. En dat wringt: Schots vee dat ons Hollandse landschap in stand houdt. Ik ben niet van dergelijke politieke signatuur, maar toch zou ik willen zeggen: eigen koe eerst. Onze oude oerrunderen zijn in de 17de eeuw uitgestorven maar de genen leefden door in andere runderrassen. Die hebben wij zo gefokt dat ze uitstekende melk leveren, of biefstuk, maar een beetje survivallen in de natuur zit er niet meer in. Dus wij willen iets wilders. In 1997 zijn Staatsbosbeheer en de organisatie FREE begonnen met het kruizen van Nederlandse Brandrode runderen met de Franse Salers en daaruit groeit nu langzaam een nieuwe ras: de Rode Geus. Stoer, met een wild en woest voorkomen, maar met een lief karakter. Want dat is ook belangrijk: het landschap openen betekent dat wij mensen er ook doorheen moeten kunnen en dan kom je ze wel eens tegen. Dan is het fijn als ze niet zo wild zijn als ze er uitzien. We moeten de schaarse ruimte samen delen dus is een beetje aanpassingsvermogen ook een goede eigenschap in onze Hollandse poldercultuur...
donderdag 17 maart 2011
wild
Vandaag maak ik het u makkelijk. U hoeft het verhaaltje niet te lezen, deze keer zal ik het vertellen...
zaterdag 12 maart 2011
Pindakaas
Naast het zeer verantwoorde, biologisch en ecologisch duurzame voedsel wat ik dagelijks tot mij neem, houd ik ook erg veel van pindakaas. Niet alleen veel, maar ook lang. Waar het fruithapje voor veel kindertjes de eerste kennismaking is met ‘vast’ voedsel, kreeg ik als peuter een lik uit de pindakaaspot. (Dit gebeurde niet ver van de plek waar een aantal jaren daarvoor Wim T Schippers aan de andere kant van de dijk een flesje limonade leeg had gegoten in de zee. Als kunstwerk. Maar dat is verder niet relevant). Toen ik op de lagere school zat groeide mijn liefde voor de pindakaaspot. En niet alleen mijn eigen pot, maar ook die van anderen kon op mijn aandacht rekenen. Ik bleef vaak eten bij een vriendje, de zoon van de meester. Naar het schijnt was pindakaas ook daar mijn favoriete broodbeleg. Dat bleek uit het feit dat ik met Sinterklaas een surprise kreeg (gemaakt door mijn meester) bestaande uit een wasmiddelton die was gesurpriseerd tot enorme pot pindakaas. Op het etiket stond: Bleek’s pindakaas, smeuïg tot op de bodem!
Tijdens mijn studie aan de kunstacademie heb ik ook mijn muzikale carrière gehad. Deze carrière is het best te omschrijven als 'kort'. Maar hoe kort hij ook was, hij had een hoogtepunt. Dat was ons akoestische optreden in een Haagse tram. Daar brachten wij onze helaas nooit tot hit geworden klassieker: “pindakaas, pindakaas, ik houd toch zo van pindakaas!” ten gehore. De reacties van het publiek kan ik mij niet meer herinneren, wel dat we daarna nog een stevige wandeling hebben gemaakt.
En nu staan er op mijn ontbijttafel drie verschillende merken pindakaas. Iedereen z’n eigen smaak. Die van mij is lekker smeuïg, volgens de rest van de familie heet dat plakkerig. Zij hebben pindakaas met stukjes. Stukjes pinda denken ze, maar ik ben benieuwd wat een grondig onderzoek zal uitwijzen. ‘t Zal mij niets verbazen als het aardappel blijkt te zijn, of linoleum. En dan hebben we ook nog een pot die we ooit gekocht hadden omdat onze vertrouwde merken op waren. Maar die is niet lekker, en wat moet je er dan mee? Ik heb er nog even over gedacht om hem net als oude kauwgom onder de tafel te smeren. Maar ik denk toch dat ik in plaats van voor deze artistieke toch voor de culinaire oplossing kies: ik maak er pindasaus van.
Zoals u ziet speelt dit smakelijke bruine broodbeleg een grote rol in mijn leven. Ik wil niet overdrijven, maar misschien is het wel het fundament onder mijn kunstenaarschap. De lijm voor mijn gedachten. Ik zal niet zeggen dat er pindakaas door mijn aderen stroomt, maar ik denk dat ik bij de wekelijkse duik in de Loosdrechtse plassen toch zeker profijt heb van de substantiële hoeveelheid vet uit de pindakaaspot. Ik vind het dus niet vreemd dat dit ultieme broodbeleg zelf tot kunstwerk is verheven. Of liever gezegd: tot kunstwerk is belegd. Als u komend weekend niets te doen heeft moet u maar eens gaan kijken in museum Booijmans in Rotterdam. Daar ligt de pindakaasvloer van Wim T Schippers. Dus geef uw ogen en neus de kost, proeven mag niet. Maar dat vind ik niet erg, het is toch mijn merk niet.
Ps. Sommige mensen vinden het zonde van de pindakaas. Maar ik hoorde van de directeur van het museum dat wanneer het publiek op het werk was uitgekeken, de pindakaas aan de vogeltjes wordt gevoerd. Ik ben benieuwd wanneer die aan de aardappeleters mogen beginnen...
Tijdens mijn studie aan de kunstacademie heb ik ook mijn muzikale carrière gehad. Deze carrière is het best te omschrijven als 'kort'. Maar hoe kort hij ook was, hij had een hoogtepunt. Dat was ons akoestische optreden in een Haagse tram. Daar brachten wij onze helaas nooit tot hit geworden klassieker: “pindakaas, pindakaas, ik houd toch zo van pindakaas!” ten gehore. De reacties van het publiek kan ik mij niet meer herinneren, wel dat we daarna nog een stevige wandeling hebben gemaakt.
En nu staan er op mijn ontbijttafel drie verschillende merken pindakaas. Iedereen z’n eigen smaak. Die van mij is lekker smeuïg, volgens de rest van de familie heet dat plakkerig. Zij hebben pindakaas met stukjes. Stukjes pinda denken ze, maar ik ben benieuwd wat een grondig onderzoek zal uitwijzen. ‘t Zal mij niets verbazen als het aardappel blijkt te zijn, of linoleum. En dan hebben we ook nog een pot die we ooit gekocht hadden omdat onze vertrouwde merken op waren. Maar die is niet lekker, en wat moet je er dan mee? Ik heb er nog even over gedacht om hem net als oude kauwgom onder de tafel te smeren. Maar ik denk toch dat ik in plaats van voor deze artistieke toch voor de culinaire oplossing kies: ik maak er pindasaus van.
Zoals u ziet speelt dit smakelijke bruine broodbeleg een grote rol in mijn leven. Ik wil niet overdrijven, maar misschien is het wel het fundament onder mijn kunstenaarschap. De lijm voor mijn gedachten. Ik zal niet zeggen dat er pindakaas door mijn aderen stroomt, maar ik denk dat ik bij de wekelijkse duik in de Loosdrechtse plassen toch zeker profijt heb van de substantiële hoeveelheid vet uit de pindakaaspot. Ik vind het dus niet vreemd dat dit ultieme broodbeleg zelf tot kunstwerk is verheven. Of liever gezegd: tot kunstwerk is belegd. Als u komend weekend niets te doen heeft moet u maar eens gaan kijken in museum Booijmans in Rotterdam. Daar ligt de pindakaasvloer van Wim T Schippers. Dus geef uw ogen en neus de kost, proeven mag niet. Maar dat vind ik niet erg, het is toch mijn merk niet.
Ps. Sommige mensen vinden het zonde van de pindakaas. Maar ik hoorde van de directeur van het museum dat wanneer het publiek op het werk was uitgekeken, de pindakaas aan de vogeltjes wordt gevoerd. Ik ben benieuwd wanneer die aan de aardappeleters mogen beginnen...
donderdag 10 maart 2011
De landschapschilder
U kent ze wel: Jacob van Ruysdael, Meyndert Hobbema en Jacob Maris: willekeurige meesters uit onze geschiedenis van de landschapschilderkunst. Ik vergeet natuurlijk Albert Cuyp, Rembrand, Jan Hendrik Weissenbruch, Mondriaan en nog vele anderen. Stuk voor stuk lieten zij ons het Hollandse landschap zien, met de nadruk op zien. Want we kennen het allemaal: weilanden, koeien, boerderijen en water, het is onze dagelijkse omgeving. Maar 'zien' vergt iets meer dan alleen de ogen er langs laten glijden, iets 'zien' betekent ook dat je er even bij stilstaat, er aandacht aan schenkt, er over nadenkt. En dat gaat nou eenmaal het best als je er de tijd voor neemt. Dus op een vrije zondagmiddag op de fiets de polder in! Daar ziet u zich gesteld voor het volgende probleem: zo op de fiets in de vrije natuur is er wel erg veel landschap om u heen. Het zou handig zijn als er iemand was die dat weidse uitzicht voor u van een kadertje zou voorzien, er een keuze uit zou maken. Dat kan! Bijvoorbeeld met een bezoek aan een museum. Daar hebben de schilders voor u een keuze gemaakt uit ons Hollandse landschap. Van tevoren staat al vast dat u geen haast heeft, niet door moet lopen om op tijd op een afspraak te zijn, maar u heeft de tijd! Alle tijd om het wipmolentje in Boskoop te zien. Op het schilderij van Weissenbruch staat hij in het licht van de zonsondergang. Een man op een paard en een hondje op het jaagpad en op het water een man die met een vaarboom (ook te gebruiken als polsstok) een platte schuit voortduwt. Het water in de vaart staat hoog, er drijven wat waterplanten en overal is natuur… Bijkomend voordeel van zo'n museumbezoek is dat u met het grootste gemak een kijkje kunt nemen in het verleden. Veel van de landschappen die u in het museum aantreft zijn van 'oude' meesters. Maar wat schildert een hedendaags landschapschilder? Een realist schildert snelwegen, nieuwbouwwijken en vliegtuigstrepen in de lucht. Het oude molentje staat op een industrieterrein en 'de natuur' bestaat uit een vies bosje waar je de hond uit kan laten. Maar natuurlijk ben je als schilder, als kunstenaar, vrij om dingen wel of niet te schilderen. Je kan je uitzicht zo inkaderen dat de fabrieksschoorsteen net buiten het beeld valt en weinigen zullen het je kwalijk nemen als je jouw koe niet voorziet van een geel oormerk. Maar we moeten ook weer niet overdrijven, ook de oude meesters zorgden er voor dat er in hun landschappen mensen liepen, treinen reden en molens draaiden. Want eigenlijk hoort de mens ook in de natuur thuis. Vroeger woonden we er in en aten we het, nu recreëren wij er en poept de hond er in. Vroeger schilderde een schilder met verf, op een doek. Soms werd het doek vervangen door een paneel, de verf door een potlood en soms werden zelfs de kwasten vervangen door een camera. Maar welk materiaal of medium de schilder ook gebruikte, het doel bleef de kijker iets te laten 'zien'. In 2003 verzon ik de 'polderwachter'; een wandelend kunstwerk in ons landschap. Hij schildert voor u een modern landschapsportret; niet met verf op een doek, maar met woorden in uw hoofd. Tijdens een wandeling door de polder voelt, ruikt en ziet u een levend schilderij. Met verhalen bij alles wat we tegenkomen wordt uw 'beeld' van de polder opnieuw gekleurd. De verhalen over gevaarlijk landschap (poema's, wilde katten en muskusratten), eetbaar landschap (koeien, kruiden en waterkonijnen) en gecultiveerd landschap (veenplassen, weilanden en 'nieuwe natuur') zetten uw alledaagse omgeving in een ander licht, in een ander perspectief. En met het bijgeleverde kijkkader kunt u zelfs in de weidse polder uw gezichtsveld terugbrengen tot het vertrouwde beeld op uw tv-scherm. Kortom: ga eens mee met de polderwachter als uw gids in het springlevende openluchtmuseum Holland!
dinsdag 8 maart 2011
Rotbeest
Ik kreeg vorige week via de twitter een mooi natuurfilmpje toegestuurd. Op een zandbank zat een zeearend. Naast hem kwam een vrij hulpeloze grauwe gans (u weet wel: zo'n vogel waarvan er volgens sommigen veelsteveel in de polder zitten) uit het water gestrompeld. Het tafereel werd gefilmd door een meneer met een, naar ik gok, kleine camera aan zijn oog. Het beeld bewoog nogal en zijn commentaar en dat van zijn vrouw was goed te verstaan. "Oh nee, daar komt er nog een!", zei zijn vrouw. En jawel, van rechtsboven dook nog een zeearend in beeld, bovenop de hulpeloze gans. Hij greep het dier in de rug en trok hem op de zandbank. Opeens was de gans, in de polder niet de kleinste vogel, een nietig diertje onder de enorme arend. Zo te zien had de arend wel trek, maar geen honger. Hij zat op zijn prooi, keek wat in het rond en trok af en toe een goeie hap wilde gans onder zich vandaan. Lekker vers, want de gans leefde nog. Vrij lang. "Jee", zei de commentaarstem, "ik dacht dat ze dat arme dier eerst wel dood zouden maken. Dit is toch wel heel zielig. Wat zijn het eigenlijk een rotbeesten!" Tja, het is de natuur hè? En die zit vol rot-beesten, rot-planten en rot-skevers. Oh nee, hier zet ik mijn streepje verkeerd, het zijn rots-kevers en die zijn leuk. Naast veel geliefde diersoorten kent Moeder Natuur namelijk hele horden rotbeesten. Kriebeldiertjes, stoeppoepers, vogeldoders, steekbeesten, lawaaimakers, gazonmollers en rovers. Mijn vrienden van de Vroege Vogels organiseren deze dagen een verkiezing van het rottigste rotbeest. En ik wil wel meedoen, maar ik weet niet welke ik moet kiezen. Ratten, aalscholvers en reigers vind ik te leuk om bovenaan te zetten. De mug, hier in deze contreien vaak waargenomen in knut-vorm, kan hoog scoren. Maar eigenlijk heb ik niet veel last van ze, ik hoor wel eens dat ze heel vervelend zijn, maar ik wil niet stemmen naar wat ik heb horen zeggen. Waar ik wel last van heb is van de hondenstront onder de schoenen en aan de kleren van mijn kinderen. Maar om daar nou de hond de schuld van te geven vind ik ook weer te kort door de bocht. Het zijn de baasjes die er schijt aan hebben. Blijkt uiteindelijk toch weer de mens de ware stoeppoeper te zijn, de vogeldoder, lawaaimaker en rover. Maar het rottigste rotbeest heeft zichzelf niet op de verkiezingslijst gezet. Rotstreek!
zondag 6 maart 2011
Krijger
De polderwachter is een wandelend kunstwerk. En ik ben de maker, bedenker en financieel adviseur. Het is eigelijk een uit de hand gelopen hobby, ik doe het al jaren zonder subsidie, ik verdien gewoon mijn geld. Maar ik stop er mee, met geld verdienen. Het is per slot van rekening een linkse, groene hobby en dat is in het huidige politieke klimaat not done. Kunst is onzin. Cultuur is leuk, zolang het laagdrempelig en niet in gewikkeld is, kortom: cultuur met een kleine k. Met de spelling nemen we het ook niet meer zo nou.
Dus wij, kunstenaars, hebben het zwaar deze dagen. En ik, als buiten kunstenaar, heb het dubbel zwaar. Ik heb last van twee klimaatveranderingen. Maar u weet hoe dat gaat: zet een kunstenaar in de kou op zwart zaad en hij krijgt goeie ideeën.
Zo stuitte ik op de 'geefwet'. Een nieuw initiatief van onze huidige regering om te stimuleren dat de gewone man geld gaat investeren in de kunst. In plaats van al die overheidssubsidies. Maar als er een geefwet komt, dan moeten er ook krijgers zijn. En laat ik daar nou een mooie rol voor de polderwachter zien liggen! Ik heb mij immers al vaker voorgedaan als Hollandse indiaan, als polderkrijger.
Dus ik ga voor het private geld. Ouderwets volgens middeleeuwse mentaliteit op zoek naar een mecenas. Gewoon iemand die mij een zak met geld geeft om er wat leuks mee te doen. Nee, dat zeg ik verkeerd, om er iets van kultureel belang mee te doen. Te laten zien hoe wij, Hollanders ons land gemaakt hebben. Dat wij, Hollanders voorop lopen als het gaat om waterbeheersing. Dat wij, Hollanders ware landschapskunstenaars zijn. Dat wij, Hollanders een ware traditie hebben in het innovatief ingrijpen in onze omgeving. Hoe wij onze natuur hebben getemd tot landschap.
Ik ben niet de eerste, ik neem Jan van Scorel als grote voorbeeld. Jan was ook een kunstenaar, een alleskunner. Naast schilder was hij bijvoorbeeld ook de uitvinder van een baggermachine om de Vecht uit te baggeren. En polderaar. Hij was degene die het plan maakte om de Zijpepolder (de polder waar ik ben geboren) droog te maken. Met rechts geld van investeerders uit Antwerpen.
Investeerders kunnen zich melden op polderwachter@gmail.com
Dus wij, kunstenaars, hebben het zwaar deze dagen. En ik, als buiten kunstenaar, heb het dubbel zwaar. Ik heb last van twee klimaatveranderingen. Maar u weet hoe dat gaat: zet een kunstenaar in de kou op zwart zaad en hij krijgt goeie ideeën.
Zo stuitte ik op de 'geefwet'. Een nieuw initiatief van onze huidige regering om te stimuleren dat de gewone man geld gaat investeren in de kunst. In plaats van al die overheidssubsidies. Maar als er een geefwet komt, dan moeten er ook krijgers zijn. En laat ik daar nou een mooie rol voor de polderwachter zien liggen! Ik heb mij immers al vaker voorgedaan als Hollandse indiaan, als polderkrijger.
Dus ik ga voor het private geld. Ouderwets volgens middeleeuwse mentaliteit op zoek naar een mecenas. Gewoon iemand die mij een zak met geld geeft om er wat leuks mee te doen. Nee, dat zeg ik verkeerd, om er iets van kultureel belang mee te doen. Te laten zien hoe wij, Hollanders ons land gemaakt hebben. Dat wij, Hollanders voorop lopen als het gaat om waterbeheersing. Dat wij, Hollanders ware landschapskunstenaars zijn. Dat wij, Hollanders een ware traditie hebben in het innovatief ingrijpen in onze omgeving. Hoe wij onze natuur hebben getemd tot landschap.
Ik ben niet de eerste, ik neem Jan van Scorel als grote voorbeeld. Jan was ook een kunstenaar, een alleskunner. Naast schilder was hij bijvoorbeeld ook de uitvinder van een baggermachine om de Vecht uit te baggeren. En polderaar. Hij was degene die het plan maakte om de Zijpepolder (de polder waar ik ben geboren) droog te maken. Met rechts geld van investeerders uit Antwerpen.
Investeerders kunnen zich melden op polderwachter@gmail.com
Abonneren op:
Posts (Atom)